Drie mooie antipasti – In Italië heb je prachtig mooie kleine gerechtjes die je voor de maaltijd kan eten, de antipasti. Borrelhapjes zou je ze misschien kunnen noemen, maar deze hapjes gaan verder dan alleen een stukje worst, kaas of een bitterballetje. Gerechtjes voor bij je aperitief. Elke regio heeft weer zijn eigen specialiteiten, die in het prachtige kookboek ‘Gusto Italiano‘ prachtig beschreven zijn. Combinaties waar je misschien in eerste instantie niet aan zou denken, die ontstaan zijn uit wat de streek te bieden heeft. Maar ze zijn zeker de moeite van het proberen waard.
Drie mooie Antipasti
Hieronder noem ik er drie uit drie verschillende regio’s.
Uit Toscane: Baccelli e pecorino (tuinbonen met pecorino)
In deze oersimpele antipasto passen de smaken van dubbelgedopte tuinbonen en de schapenkaas pecorino prachtig bij elkaar. Er zijn twee versies, met rauwe tuinbonen of tuinbonen die nadat ze uit de peul gehaald zijn heel even geblancheerd zijn, ze zijn dan iets zachter. Haal voor beide versies het velletje dat om de boon zit eraf. Kies voor een jonge of jong belegen pecorino. Doe de tuinboontjes in een schaaltje, giet er een scheutje olijfolie over en bestrooi met wat grof zeezout en serveer met de pecorino. Dit gerechtje wordt koud geserveerd.
Uit de Abruzzen en Molise:
Arance e alice
(sinaasappel en ansjovis)
Een blikje ansjovis in olie, 2 grote sinaasappelen, olijfolie, peper en zeezout zijn de ingrediënten hiervoor. Verwijder met een scherp mes de schil van de sinaasappel totdat je geen wit meer ziet en snijd ze vervolgens in dunne plakken. Leg hier de ansjovisjes op en besprenkel met olijfolie. Bestrooi met vers gemalen peper en zeezout.
Uit Sardinië: Crespelle ai porcini
(dikke pannenkoekjes met bechamel, paddenstoelen en pecorino)
Voor 4 pannenkoekjes: 125 gr tarwemeel, 175 ml melk, 1 groot ei, mespunt zout, olijfolie om te bakken
Voor de bechamel: 35 gr boter, 25 gr bloem, 300 ml melk, snufje nootmuskaat, snufje zout en peper, 1 laurierblad
Voor de vulling: 250 gr paddenstoelen (in kleinere stukjes), olijfolie, 6 el geraspte Pecorino
Maak een beslag voor de pannenkoekjes van alle ingrediënten en laat dit deeg minimaal 1 uur rusten. Bak er vervolgens in olijfolie 4 dikke pannenkoekjes van (ongeveer 15 cm doorsnede).
Laat voor de bechamel de boter smelten in een pan met dikke bodem, roer de bloem erdoor en laat deze even meebakken. Haal de pan van het vuur en schenk hier rustig de melk bij terwijl je ondertussen roert met een garde. Zet terug op het vuur, doe de nootmuskaat en het laurierblaadje erbij en laat dit op laag vuur indikken tot een dikke saus. Blijf roeren. Verwijder het laurierblaadje en breng op smaak met peper en zout.
Bak de paddenstoelen in de olijfolie en breng op smaak met peper en zout.
Smeer met een lepel de bechamel op de helft van het pannenkoekje en verdeel de paddenstoelen erop en strooi hier 1 el Pecorino over. Sla ze dubbel en als het lukt sla ze dan nog een keer dubbel. Anders laat je het bij die ene keer. Leg ze in een ovenschaal, bestrooi met de rest van de Pecorino en druppel er wat olijfolie over. Bak ze op 180 graden in 12 minuten bruin en serveer ze direct.
Eet lekker en geniet van je drie mooie antipasti!