Ontdekkingstocht op Île d’Oléron, mosselen en oesters – Vanmorgen ben ik na het ontbijt vroeg vertrokken naar het één na grootste eiland van Frankrijk in het departement Charente-Maritime (voor de slimmeriken, inderdaad de overzeese gebieden niet meegerekend). Dit eiland is ongeveer net zo groot als Texel en bijna langs de gehele kust zijn stranden te vinden. Ik las dat vooral Fransen het eiland bezoeken, zou dat echt? Is dit één van die plekjes die door ons Nederlanders vergeten worden, puur omdat we niet weten hoe snel we in het zuiden moeten komen? Of omdat andere regio’s in de buurt net wat bekender zijn? Of is het terecht dat we de brug niet over gaan? Ik ga het vandaag ontdekken!
Ik bereik het eiland via de 3 km lange brug die het eiland met het vaste land verbind. Tolvrij! Fijn want dat toeren door Frankrijk kost ongemerkt toch een paar centen. Vanuit mijn ooghoek zie ik het Fort Louvois, dat ook bezocht kan worden. Tijdens eb dan wel, want dat is het enige moment dat je het fort kan bereiken. Oorspronkelijk had het fort een ovale vorm moeten krijgen, maar gedonder en jaloezie hebben ervoor gezorgd dat er nu iets staat in de vorm van een hoefijzer. Ook mooi en zeker een bezoekje waard. Net zoals Ford Boyard, inderdaad die van tv en de sleutel. Doe je niet mee aan het programma dan mag je er alleen omheen varen, maar het schijnt zeker een leuk tochtje te zijn.
Cabannes
Het regende behoorlijk op mijn weg hierheen, maar langzaam zie ik meer zon. Maar zelfs zonder een strakblauwe hemel is dit een kleurrijk eiland. Een groot aantal oude cabannes die voorheen door de oestertelers gebruikt werden, zijn opgeknapt en hebben vrolijke kleuren gekregen. Hierin vind je nu restaurantjes en kunstenaars. Voor de kunstenaars is het zowel werkplaats als verkooppunt. Ze mogen deze cabannes alleen gebruiken als ze er ook daadwerkelijk werken en zo krijg je dus bij iedereen een inkijkje in hun atelier. Niet alleen in het hoogseizoen, maar het hele jaar door kan je ze hier vinden.
Chez Mamelou, mosselen onder dennennaalden
Al die gebouwen zijn mooi en zeker de moeite waard om te bekijken, maar ik ben hier natuurlijk vooral om het eten! En ik ben zo blij dat ik eindelijk de ‘Églade’ bij Chez Mamelou mag proeven. René Pluijm kreeg tranen in zijn ogen toen hij deze mosselen gekookt onder dennennaalden proefde, zo bijzonder vond hij het. Dat dit moment ook bij de eigenaar er één was om niet te vergeten blijkt als hij door heeft dat ik uit Nederland komt: “Monsieur Pluum, ah oui, un moment spécial!” Voorzichtig worden de mosselen met de open kant op een plank hout gelegd. Op deze manier loopt het vocht eruit en neemt de mossel het best het aroma van de naalden op. En omdat het vocht in de plank loopt fikt het hout ook niet onder de mosselen weg. Een grote berg lange dennennaalden (van zeedennen madame, dat zijn de enige echte!) wordt op de plank gelegd en aangestoken en later wordt er nog een tweede berg opgegooid. Is die opgebrand dan zijn de mosselen precies goed. En inderdaad, wat een heerlijkheid, geen tranen bij mij, maar man, man wat is dit lekker. Ga hier zeker langs, voor het verhaal, voor de plek en zeker voor de mosselen!
Mosselen; Bourgondisch feest van eigen bodem
Hoe simpel wil je het hebben? Mosselen, groenten, wijn en in no time staat er een dampende pan mosselen op tafel. Hier vind je veel recepten.
Oesters met een Nederlands tintje
En dat was alleen maar de lunch. Dit eiland heeft nog meer pareltjes en die ga ik opzoeken bij mijn volgende afspraak met de ostréiculteur Nick Werkhoven, de Nederlandse oesterboer. De liefde bracht hem op deze plek en na een eerste ‘nee’ op de vraag of hij het oesterbedrijf van zijn schoonvader wilde overnemen, staat hij hier nu en staan in zijn kast een aantal bekers voor de beste oesters van Frankrijk. Het kan verkeren en bij Nick lukt dat goed.
De oesters van Marennes-Oléron zijn bijzonder omdat ze aan het eind van het groeiproces (zo’n 3 jaar) verhuizen naar zogenaamde ‘Claires’. Als je erlangs fietst of rijdt denk je misschien dat er wat sloten naast elkaar liggen, maar dit zijn echt de beroemde claires, de waterbassins waar de oesters rusten en vleziger worden. Hier liggen pareltjes (misschien wel letterlijk) te rusten en te groeien tot ze weer opgevist worden. De oesterteler regelt wanneer het water wordt ververst en dus ook wanneer er weer nieuwe voeding voor de oesters met het zeewater binnenkomt. Oesters liggen hier minimaal 1 maand in, afhankelijk van de soort. In sommige van deze claires kleuren de filterlichamen van oester prachtig groen dankzij een alg. Deze ‘La fine de Claire Verte’ is een oester die het predicaat Label Rouge gekregen heeft. Een Frans keurmerk dat onder streng toezicht afgegeven wordt en waar een continue controle bij plaatsvind. Net zoals de ‘Pousse en Claire’ trouwens. Het paradepaardje onder de oesters, die met maximaal 5 (maar Nick houdt het eerder op 2 of 3) per vierkante meter, minimaal 4 maanden in een claire mogen rusten en groeien.
Fonteneau
Nick levert zeker niet alleen in Frankrijk, maar ook aan Nederlandse restaurants en aan de Sligro. Shop je daar wel eens, let dan op de oesters van Fonteneau, dan heb je de originele Franse oesters, met een klein vleugje Nederland. En grote kans dat die oesters in je kerstpakket van de Sligro bij Nick vandaan komen. Het nieuwste dat hij nu op de markt heeft gebracht zijn bbq oesters. “Wil je een keertje oesters proberen, maar ben je een beetje huiverig (overigens nergens voor nodig), probeer deze dan eens. Gratineer ze bijvoorbeeld.” is wat Nick me op het laatst nog even meegeeft voor de lezers van Lekker Tafelen. Hij springt weer op zijn tractor en gaat ervandoor, want het werk gaat door. Het hele jaar rond, elke dag, weer of geen weer totdat de oester na ongeveer 4 jaar ingepakt en verzonden kan worden. Valt die prijs per oester voor 4 jaar heel hard werken eigenlijk best wel mee. Gaan we dus niet meer over zeuren, over de prijs van een oester!
Voor zover het officiële programma van de dag, maar ik ben op stap met Cécile Chartier van het Office de Tourisme en geboren op het eiland. Dat betekent nog even naar binnen bij de kunstenaar die ze goed kent en wiens objecten je her en der op het eiland tegenkomt. Of de kunstenaar die zakmessen maakt met prachtig houten handvatten en die allemaal even uniek zijn. Ik zie ze op foto’s want alles is volledig uitverkocht. Ik kan me dat voorstellen, want het zijn werkelijk plaatjes (als je dat van messen kan zeggen). Terwijl we daarna richting de vuurtoren rijden, die in het noorden van het eiland staat, stopt Cécile ineens onderweg. Het is ondertussen eb aan het worden en ze wijst naar wat wel muurtjes in de vorm van een halve cirkel in zee, lijken.
Visfuiken
Een soort van beschutting voor de golven, ter bescherming van het strand of misschien iets om kinderen niet te diep te laten komen? Nee, het zijn visfuiken uit de middeleeuwen. Bij vloed stroomt het water en de vissen over de muurtjes. Wordt het eb dan trekt het water zich terug, maar blijven de vissen achter. Het enige dat de bewoners hoefden te doen is even rond te lopen om hun maaltje bij elkaar te rapen. Geen boot voor nodig om een beetje vis op tafel te krijgen. De enige vissershaven van het eiland is daarom pas heel laat aangelegd. Het was gewoonweg niet nodig. Slimme jongens die eilanders.
Vuurtoren
Als ik de 224 treden van de vuurtoren opgeklommen ben kan ik de visfuiken nog beter zien. Vroeger waren er wel 2000 van dit soort visfuiken, er zijn er nu nog maar een paar over. Trouwens doen hoor, die vuurtoren op, geweldig uitzicht!! En dan kan je meteen vragen waarom hij nu zwart/wit is en in het begin helemaal wit. Langs lange stranden, wijngaarden (ja ook hier komt fijne wijn, Cognac en Pineau vandaan, zo van het eiland) en slaperige dorpjes rijden we weer terug, richting zuid. Nog even langs de enige vissershaven in La Cotinière, waar je in de viswinkel eerst handschoenen pakt, dan je visjes in een plastic zakje doet en dan naar de kassa loopt. De haven aan de ene kant en de viszaak aan de andere kant van de weg, hoe vers kan het zijn. Met een grijns wijst Cécile een potje aan dat tussen wat andere producten staat. ‘Rillettes de chien au curry’, home made! Nee toch….zouden ze echt………..? Natuurlijk niet, maar een foto van dit potje moet ik echt hebben!
Citadel
Iets na 7 uur zet Cécile me af bij mijn hotel Jardins d’Aliénor, waar ik vanavond ook zal eten. Prachtig hotel trouwens, mooie kamers, lekker centraal en een heerlijke salon met diepe banken en veel boeken en tijdschriften. Ik heb nog een uur voordat ik aan tafel kan schuiven, dus ik besluit nog even snel naar de Citadel te lopen, die op nog geen 5 minuten ligt. Behoorlijk gebombardeerd in WO2, maar nu wordt de boel gerestaureerd en vanaf de muren heb je een prachtig uitzicht. Wat een prachtig eiland!
zeer interesssant