Liveblog: wijnen en cultuur ontdekken van Saint-Guilhem-le-Désert
Vanochtend stonden het stadje en de IGP wijnstreek met dezelfde naam Saint-Guilhem-le-Désert op het programma.
Wat IGP-wijnen zijn, legde ik gisteren al kort uit in mijn eerdere liveblog.
We reden, helaas door mistig en donker landschap, naar Saint-Guilhem-le-Désert, een pareltje van middeleeuwse architectuur en een door de UNESCO beschermd stadje. Het stadje ligt in een kloof in de bergen, langs een stroompje, dat er nu nog wel vriendelijk bij lag, maar dat kan veranderen in een onheilspellende kolkende waterpartij. De laatste overstroming van 1907 staat nog op het netvlies van de bewoners gegrift. Een deel van de eeuwenoude huizen werd toen zelfs helemaal weggespoeld.
Een korte geschiedenis van Saint-Guilhem-le-Désert
In 804 stichtte Guilhem, een neef van Karel de Grote, hier een klooster. Na een onstuimig leven als vice-koning van de Languedoc en strijder tegen de Moren, trok hij zich hier terug. Van zijn neef kreeg hij een stukje hout van het kruis van Christus, waarop zeer veel pelgrims in die tijd langskwamen om deze relikwie met eigen ogen te bewonderen. Daarop volgde natuurlijk ook diverse mensen, die in de nabijheid van het klooster gingen wonen en er hun bescheiden huizen bouwden. En zo ontstond Saint-Guilhem-le-Désert. Vanwege de afgelegen ligging en het feit dat deze lintbebouwing volledig ingesloten was, zodat er niet bijgebouwd kon worden, bleef het dorpje of stadje intact.
Tijdens de Franse revolutie echter, moest de monniken plaats maken in hun klooster voor een leerlooierij. Daarmee werd een deel van het klooster vernield. Een enorme overstroming halverwege de 19e eeuw zorgde voor nog meer leed en tenslotte gebruikte de locale bevolking de overgebleven stenen voor eigen restauratiewerkzaamheden van hun huizen. Alleen het klooster is dus voor een deel verdwenen, maar voor de rest is het dorpje nog volledig Middeleeuws. Pas enkele decennia geleden zag men de waarde in van dit uitzonderlijke dorp en kwam het op de lijst van werelderfgoed te staan.
Ik kan je echt aanraden om dit dorp te bezoeken. Het zal vast wel druk zijn in de zomer, maar het staat gelukkig niet vol met souvenirwinkels. Probeer een gids te boeken, geweldig om zoveel uitleg te krijgen. Onze gids, Aude-Lise Theule, beschikte over een schat aan informatie. Haar familie woonde hier al sinds de 11e eeuw! Over tradities en erfgoed gesproken…
Hierna bezochten de de nabij gelegen Pont du Diable, een stenen brug uit de 11e eeuw. De legende gaat, dat tijdens de bouw, s’ nachts al het werk dat overdag was gedaan, weer ongedaan werd gemaakt. Guilhem zou een nacht in het struikgewas hebben gewacht op de verantwoordelijken voor deze daden, en de duivel in persoon aan het werk hebben gezien. Daarop sloot hij een pact met de duivel. Hij zou beloven de brug in drie dagen te bouwen en Guilhem beloofde de eerste ziel die over de brug zou komen, aan de duivel te schenken. De vierde ochtend kwam Guilhem naar de brug, vergezeld van een hondje. Guilhem gooide een bot over de brug, waarop het hondje de eerste was die de brug overstak. Woedend stortte de duivel zich toen in de onderliggende rivier. Nadien werd het gewoonte voor iedereen, die de brug overstak, om een steen in de rivier te gooien om ervoor te zorgen dat de duivel daar, gepijnigd, bleef liggen.
Een prachtige legende, niet waar? Maar goed, we kwamen dus eigenlijk om wijn te proeven. Dat gingen we vervolgens dus ook doen
De IGP wijnen van Saint-Guilhem-le-Désert
Het gebied rondom dit dorp is naar dit prachtige dorpje vernoemd, en waarlijk, hier valt veel lekkers te proeven. Het gebied kan rekenen op een lange traditie van wijn verbouwen, sinds de middeleeuwen. Ook dit gebied is een inhaalslag aan het maken. Er wordt haast geen wijn meer geproduceerd die in containers verdwijnen, nagenoeg alles wordt inmiddels gebotteld. Enthousiaste coöperaties bouwen moderne caves, waar de wijn volgens de modernste methodes geproduceerd worden. Wijnboeren besteden steeds meer aandacht aan hun druiven en experimenteren er op los met verschillende druivenrassen. Veel carignan, een oud druivenras, dat moeilijk in het gebruik is: pas als de druiven tot volle wasdom kunnen komen en op het juiste moment worden geplukt, kun je er een heerlijke wijn van maken, anders krijg je hele stroeve en zure wijnen. Een uitdaging dus.
Veel wijnen kun je overigens proeven en kopen bij het prachtige bezoekerscentrum, even buiten Saint-Guilhem, la Maison du Grand Site. Omdat smaken verschillen en de IGP wijnboeren met verschillende druiven en mengsels werken, zijn de wijnen ook heel verschillend. Leuke wijntjes waren een witte La Voûte du Verdus uit 2014: een makkelijk wit wijntje, voor een zachte prijs, een mengsel van colombares en grenache, een rode Merlot ‘Les Déesses Muettes’, met ook weer een amandelbijsmaak en een Syrah uit 2013 van Domaine Anio.
Ook de wijnboeren van La Vicomté d’Aumélas timmeren aan de weg. Speciaal voor ieders smaak produceren ze wijnen die Japanners lekker vinden, Koreanen, of…. Nederlanders. Ze hebben er een hele studie van gemaakt om aan de wensen van de klanten, die per nationaliteit een andere smaak hebben, hun wijnen aan te passen. Dat geldt zowel voor de inhoud van de fles, als voor de bijzonderen etiketten.
Een top IGP-wijn, zowel in wit als in rood, kwam van het domein Mas de Daumas-Gassac. Deze ‘wijntjes’ zijn alleen helaas niet voor alle dag. Ze gaan voor € 33 euro per fles. Best veel geld, maar dan heb je ook echt een topper.