Of: wat doen al die mensen die zo serieus in hun glas staren, ruiken en slurpen?
Goed dat je het vraagt. Wijn proeven is niet ingewikkeld, maar er zit wel wat meer achter dan alleen “lekker” of “niet lekker”. Geen zorgen, ik neem je stap voor stap mee. Geen snobisme. Wel plezier.
Stap 0: Het glas (ja, dat is belangrijker dan je denkt)
Pak een schoon wijnglas met een buikje. Waarom? Dat bolle glas houdt de geuren vast. En wijn ruik je minstens zo veel als je ’m proeft. Alsof je een parfum opsluit in een flesje: de geur blijft hangen tot jij er klaar voor bent.
Stap 1: Kijk
Houd je glas een beetje schuin boven een wit oppervlak (een servetje of tafelkleed doet wonderen). Wat zie je?
Is het wit, bleek en bijna doorzichtig als een citroenlimonade? Dan zit je misschien aan de frisse kant van het wijnspectrum.
Heeft het een diepe goudgele kleur? Dan zou de wijn weleens houtgerijpt kunnen zijn. Denk: vanille, kokos, misschien zelfs wat toast.
Bij rood zie je soms een verschil tussen jong paarsrood of ouder baksteenrood aan de rand.
De kleur verklapt stiekem al best wat. Spannend, toch?
Stap 2: Ruiken (voorzichtig)
Voordat je begint met dat dramatische walsen: stop even. Breng het glas naar je neus en snuif rustig. Dit is het moment waarop je kunt ruiken of er iets niet klopt.
Ruikt je wijn naar natte krant? Karton? Een muffe kelder?
Of misschien een pleister of een afgestoken lucifer?
Dat zijn meestal foutjes.
Wijn met ‘kurk’ of oxidatie. Gewoon terugbrengen of, als je in een restaurant zit, even aangeven. Dat hoort erbij. En nee, dat maakt je geen moeilijke klant, maar een oplettende genieter.
Stap 3: Walsen (ja, nu mag het)
Zet de wijn in beweging in je glas. Niet te bang zijn, het mag best een beetje sexy. Door te walsen meng je de wijn met zuurstof, en dan komen de geuren pas echt los. Wat ruik je nu? Fruit? Bloemen? Iets kruidigs?
Wees niet bang om fout te zitten. Er is geen wijnpolitie.
Stap 4: Proeven
Het moment suprême. Neem een slok. Geen haast. Laat de wijn even rustig door je mond rollen, minimaal 5 seconden. Laat ’m je tong en wangen raken. Slurp eventueel wat lucht naar binnen (als je durft), en voilà: je proeft nóg meer.
Die geuren die je net rook? Die komen via de achterkant van je neus nog eens terug. Dat heet ‘retro-nasaal’. Klinkt ingewikkeld, is gewoon magie.
Stap 5: En? Wat vond je ervan?
Is de wijn zacht of scherp? Sappig of stroef? Blijft de smaak lang hangen of is-ie zo weer weg?
Probeer te benoemen wat je proeft. Je hoeft het niet meteen te weten, je mag gerust een beetje gissen. Om je op weg te helpen:
Witte wijn:
- Citrus: citroen, limoen, grapefruit
- Steenfruit: perzik, abrikoos, nectarine
- Tropisch: ananas, mango, passievrucht
- Florale tonen: jasmijn, kamperfoelie, oranjebloesem
Rode wijn:
- Rood fruit: aardbei, framboos
- Paars fruit: pruim, braam
- Zwart fruit: zwarte bes, bosbes, zwarte kers
Je hoeft niet alles te herkennen, het gaat erom wat jíj ervaart.
Wanneer is een wijn nou écht lekker?
Simpel gezegd: als alles in balans is. Zuren, alcohol, tannines (dat droge gevoel bij rode wijn), zoetheid — het moet allemaal samenwerken. Net een goed bandje: als de drummer losgaat maar de rest speelt vals, dan klinkt het niet lekker.
Bonus: je smaakgeheugen opbouwen
Schrijf op wat je lekker vond. En wat niet. Misschien vind je Sauvignon Blanc uit Nieuw-Zeeland heerlijk, maar word je minder blij van de Franse variant. Of misschien ben jij een fan van Italiaanse rode wijn met wat pit. Alleen door te proeven leer je je smaak kennen.
Dus: blijf proeven, blijf ontdekken. Speel met druivenrassen, met landen, met jaargangen. Er is geen goed of fout, alleen jouw smaak.
Het mooiste van wijn? Hij nodigt je uit om te blijven ontdekken.